In m'n cursus dit jaar
--------------------- Uitleg voor stroomstoot bij inschakelen:
Enerzijds: Bij het inschakelen van de spoel is er nog geen MMK aanwezig die de stroom die
wij door de spoel sturen later zal tegenwerken. Hierdoor staat een grote spanning enkel over
de vrij lage inwendige weerstand van de spoel. Aangezien stroom omgekeerd evenredig is
met de weerstand, krijgen we dan een stroompiek
Anderzijds: De stroom die door een spoel vloeit bestaat uit 2 componenten: een regimestroom (constante sinusoïdale stroom) en een overgangsstroom, die na het inschakelen exponentieel daalt tot aan 0, de amplitude daalt exponentieel naar de amplitude van de regimestroom, doch in het begin is de stroom zo groot dat meetinstrumenten beschermd dienen te worden.
Cursus vorig jaar
----------------- Nu haal ik echter m'n cursus elektromagnetisme van vorig jaar boven en vind ik: i = I * [ 1 - e^-(R*t/L) ], --> stijgt met de tijd. met i = stroom op tijdstip t I = uiteindelijke stroom L = zelfinductiecoëfficiënt R = inwendige weerstand spoel.
Het onderste sloeg wel degelijk meer op gelijkstroom/spanning, en het bovenste op wisselstroom/spanning. Het bovenste verhaal ging over een spoel met ijzeren kern.
Hoe verklaar je de tegenstelling tussen beide?
Phenix